Onderzoekers Anika Depraetere en Thomas Swerts doken in het najaar het Park Maximiliaan in en zagen momenten van ´gelijkheid´, gesteund op uitingen van activistisch burgerschap. Momenten waarop geen verschil bestond tussen vluchtelingen, sans-papiers en burgers. Iedereen kon als vrijwilliger aan de slag, en iedereen die aanschoof in de rij kreeg een maaltijd voorgeschoteld. In schril contrast daarmee waren er ogenblikken waarop de breuklijn tussen burger en niet-burger op scherp werd gesteld.
Deze tekst verscheen eerder in Sociologie Magazine van februari 2016.
Lees ook de dagboekfragmenten van Anika uit De Wereld Morgen.
Tussen begin september en midden oktober 2015 werd het doorgaans rustige en relatief mistroostige Maximiliaanpark in Brussel het (strijd)toneel waarop een complex kluwen van kleinschalige, collectief georkestreerde initiatieven en actoren demonstratief deden wat de Belgische staat naliet te doen: vluchtelingen opvangen.
Het Maximiliaanpark bevindt zich tegenover de dienst Vreemdelingenzaken en bood de enige logische ruimtelijke uitweg om de honderden vluchtelingen die dagelijks tevergeefs stonden aan te schuiven om hun asielaanvraag in te dienen, te herbergen. Wat begon als een door de media als ‘spontaan’ aangeduide uiting van solidariteit, groeide in snel tempo uit tot een sociologisch tableau vivant dat als geen ander de huidige krachten en maatschappelijke veranderingen in het veld van migratie en burgerschap verbeeldde. Wanneer de beelden van families in tentjes in het hartje van de Brusselse kantoorwijk de buurtbewoners en, verder dan dat, de modale burger bereikten, veranderde de ver-van-mijn-bedshow van gedwongen volksverhuizingen in de prangende nabijheid van de vraag naar erkenning die op alle gelaten van de ‘Maximilianen’ viel te lezen.
In deze bijdrage belichten wij het sociologische belang van burgerschap als maatschappelijke breuklijn aan de hand van de case van het Maximiliaanpark. Om dit enigszins te kaderen, is het noodzakelijk om te verduidelijken waarom burgerschap überhaupt als breuklijn gezien kan worden.
In een wereld waarin ongelijkheid hardnekkig standhoudt en miljoenen mensen op de vlucht slaan voor geweld en economische kaalslag, wordt burgerschap voor velen een privilege. Natuurlijk is exclusie de conditio sine quo non waardoor gemeenschappen burgerschap van inhoud kunnen voorzien. Of anders gezegd: burgerschap steunt onvoorwaardelijk op uitsluiting als ontologische voorwaarde. Maar de criteria, flexibiliteit en reikwijdte van de symbolische en legale grenzen van burgerschap maken het voorwerp toteen bewust gevoerde politiek. Geconfronteerd met de recente bevolkingsmigratie van mensen uit Syrië, Irak, Afghanistan en andere conflictgebieden opteren vele Europese regeringen er vandaag immers voor om deze grenzen te verharden en te versterken.
Het is in deze context dat we beslissingen dicht bij huis (zoals het opleggen van artificiële quota voor het aantal asielaanvragen in de naam van de luchtkwaliteit in de Belgische kantoren van de Dienst Vreemdelingenzaken) en iets verder van huis (zoals het bouwen van anti-migrantenmuren in Hongarije en de geplande vervanging van Frontex door een Europese grenswacht) moeten interpreteren.
Bestaande sociologische theorieën over burgerschap die legale status als een gegeven en integratie als een kwestie van het vergaren van voldoende socio-cultureel kapitaal beschouwen, zijn ontoereikend om de nieuwe dynamieken te vatten die ontstaan wanneer niet-burgers zich als burgers beginnen te gedragen. E.F. Isin roept in dit verband op om een nieuw academisch vocabulaire te ontwikkelen dat focust op de sites, subjecten en daden van een zich ontluikend ‘activistisch burgerschap’. Het Maximiliaanpark in Brussel kan beschouwd worden als exact zo een site, met een opzet en structuur die doet denken aan wat K. Rygiel reeds beschreef in haar analyse van de ‘jungle’ in Calais aan de hand van het concept van het kamp, met dat verschil dat laatstgenoemde een plaats van doortocht is terwijl de eerstgenoemde plaats letterlijk werd opgezet aan de drempel van legale erkenning. Zulke sites van burgerschap zijn sociale constructies die gedragen worden door de collectieve handelingen van zowel erkende als niet-erkende burgers.
Het veldwerk dat hier door een van de auteurs verricht werd in het kader van het ruimere DieGem-project naar innovatieve praktijken van solidariteit in diversiteit stond ons toe om deze collectieve handelingen van nabij te documenteren. We volgden voornamelijk het initiatief van CollectActif op, een organisatie die strijdt tegen voedselverspilling, opgericht door zes mensen zonder wettig verblijf. Zij waren als een van de eerste actoren aanwezig in het kamp en verzorgden aanvankelijk met een mobiele keuken, vervolgens met een constructie bestaande uit paletten en tentzeilen en uiteindelijk zelfs met een vaste keuken de voedselbedeling in het kamp.
De solidariteit vanuit deze specifieke groep en de vrijwilligers die ze engageerde, zette in op het deconstrueren van burgerschapsbreuklijnen. Op de keuken van CollectActif stond, eerst op een spandoek en later met graffiti op hout, in grote letters aangegeven: ‘Les sans papiers accueillent les réfugiés’. ofwel: ‘Mensen zonder papieren onthalen vluchtelingen’. De keuken werd een van de centrale punten in het kamp en de werking van CollectActif werd even essentieel bevonden als die van stadsdiensten als Samu Social, die instond voor het sanitair en de verdeling van hygiënische producten, en NGO’s als Dokters van de Wereld die de medische begeleiding op zich nam.
Typerend voor deze de facto-gelijkheid was de houding van vrijwilligers. In en rond de keuken was er op elk moment van de dag een wisselende en erg diverse groep van 20 à 40 vrijwilligers aan de slag die naar schatting 1300 maaltijden per dag verzorgden. Tijdens de piekmomenten moest er hard en goed doorgewerkt worden, men zocht naar een gemeenschappelijke taal of andere vormen van communicatie en was amper op de hoogte van elkaars achtergrond. Zo waren enkele vrijwilligers stomverbaasd toen ze na hun dagtaak vernamen dat een van de leden van CollectActif – de man die onder andere de contacten organiseerde met leveranciers van voedselwaren – niet over een verblijfsvergunning beschikt. Zij waren in de veronderstelling dat hij de directeur was van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Brussel Stad. Zowel binnen als buiten de keuken werd geen verschil gemaakt tussen vluchtelingen, sans-papiers en burgers. Iedereen kon als vrijwilliger aan de slag, en iedereen die aanschoof in de rij kreeg een maaltijd voorgeschoteld.
Deze positie van evenwaardigheid ging echter niet gelijk op voor alle actoren in het park. Naast CollectActif was immers ook het Collectif Mobilisation 2009, een groep mensen zonder papieren actief, die in 2009 geen verblijfvergunning op basis van een arbeidscontract verkreeg omwille van malafide praktijken van werkgevers, gecombineerd met nalatigheid bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Leden van dit collectief overnachtten in het kamp, werkten mee als vrijwilliger en trachtten tegelijk een bredere discussie op gang te brengen over het Belgisch migratiebeleid. Ze trachtten bruggen te slaan tussen niet-burgers onderling via bewustmakingsacties en manifestaties onder de vluchtelingen. De slogans die we hier terug vinden zijn ‘Sans papiers, réfugiés, même combat’, ofwel ‘Vluchtelingen en mensen zonder papieren, zelfde strijd’. Hun activisme kon echter op weinig begrip rekenen in een context waarin de politiek van ´verdienste´ gelimiteerd wordt tot slachtoffers van conflictsituaties.
Typerend hiervoor waren conflicten betreffende toegang tot middelen, zoals wanneer één van de mensen zonder papieren ongelijk behandeld werd tijdens het verdelen van slaapzakken ‘omdat hij geen vluchteling is’ en conflicten over wie het recht had te spreken in de media. Ook door beleidsmakers werd het activisme in het Maximiliaanpark afgedaan als “puur misbruik van de vluchtelingen voor politieke doeleinden”. Het delegitimeren van de eisen van activisten zonder papieren werd verder kracht bijgezet door Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken, die zich op sociale media retorisch de vraag stelde of “de waarheid misschien (is) dat er in het Maximiliaanpark ondertussen ook heel wat mensen slapen die helemaal geen asiel willen aanvragen?”.
In deze context mag het niet verbazen dat de momenten van ´gelijkheid´, gesteund op uitingen van activistisch burgerschap, in schril contrast stonden met momenten waarop de breuklijn tussen burger en niet-burger op scherp werd gesteld. Het is dan ook in de confrontatie met hun beider uitsluiting van het collectieve besluitvormingsproces in het Park dat de collectieven van mensen zonder papieren pas echt aan het zelfde zeel begonnen te trekken.
Eind september 2015 verklaarde het Burgerplatform, samengesteld door geëngageerde burgers en verenigingen actief in het kamp, dat het zich zou terugtrekken uit het Maximiliaanpark omdat ze “weigeren het alibi van de regering te zijn". Deze beslissing werd onmiddellijk gevolgd door een terugtrekking van de stadsdiensten. Het proces om tot deze beslissing te komen werd echter al snel openlijk gecontesteerd door de collectieven. Slechts een week voor de uiteindelijke ontruiming van het park vroegen we nog aan een van de oprichters van de volkskeuken wat hun plannen waren voor de komende maanden. “De keuken blijft open voor vluchtelingen die aanschuiven om hun aanvraag in te dienen, wat er ook gebeurt”, klonk het toen.
De sans-papiers werden niet expliciet geconsulteerd over de beslissing om het Park te verlaten. Met als gevolg dat een 120-tal sans-papiers na de terugtrekking overnachtten op straat, aangezien hen de toegang tot de tijdelijke vluchtelingenopvang werd ontzegd. Nadat de activisten zonder papieren hun tenten hadden opgezet buiten de nieuwe locatie van het Burgerplatform, een overdekte hal in de buurt van het Maximiliaanpark, werd de politie opgeroepen om een einde aan de actie te maken. Op zulke wijze werd burgerschap als breuklijn gereproduceerd in de praktijk door de daden van hun - initieel solidaire - medeburgers. Momenten van gelijkheid zijn daarom zeker veelbelovend, maar evenzeer hoogst instabiel.
Desalniettemin overtuigde deze ervaring van ongelijke behandeling CollectActif nog meer van het belang van hun brede inzet ten aanzien van iedereen in een precaire situatie. De volkskeuken staat nu gekend als ‘Cuisine du monde pour tout le monde’ of ‘Wereldkeuken voor iedereen’. De gekende slogan ‘Refugees Welcome’ werd aangepast in ‘Réfugiés, sans papiers, sans abris, welcome’.
De discursieve miskenning van ‘de Maximilianen’ als activistische burgers ging gepaard gaan met navenante daden, toen politieagenten de vrijwilligers zonder papieren in de gaten hielden terwijl bulldozers hun make-shift veldkeuken met de grond gelijk maakten. Tegelijkertijd stond deze repressie de geëngageerde burgers noch de sans-papiers in de weg om nieuwe (tijdelijke) ‘sites’ voor burgerschap op te zetten.. Hoewel burgerschap als breuklijn door overheidsinstanties in stand wordt gehouden als middel om populaties te controleren, moeten wij als sociologen blijvend aandacht besteden aan de performatieve capaciteit en innovatieve vindingrijkheid van precaire subjecten om burgerschapsbreuklijnen uit te dagen en te overbruggen.
PERSONALIA
Thomas Swerts is een post-doctoraal onderzoeker bij OASeS (Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad) aan de Universiteit Antwerpen.
Anika Depraetere is onderzoeker bij OASeS (Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad, UAntwerpen) en LES (Labo voor Educatie en Samenleving, KULeuven)..
REFERENTIES
Literatuur
Isin, E.F. (2009) 'Citizenship in Flux: The Figure of the Activist Citizen' Subjectivity 29: 367–388.
Rygiel, K. (2011). “Bordering Solidarities: Migrant Activism and the Politics of Movement and Camps at Calais,” Citizenship Studies 15, 1: 1-19.
Lees ook de dagboekfragmenten van Anika uit De Wereld Morgen.
Tussen begin september en midden oktober 2015 werd het doorgaans rustige en relatief mistroostige Maximiliaanpark in Brussel het (strijd)toneel waarop een complex kluwen van kleinschalige, collectief georkestreerde initiatieven en actoren demonstratief deden wat de Belgische staat naliet te doen: vluchtelingen opvangen.
Het Maximiliaanpark bevindt zich tegenover de dienst Vreemdelingenzaken en bood de enige logische ruimtelijke uitweg om de honderden vluchtelingen die dagelijks tevergeefs stonden aan te schuiven om hun asielaanvraag in te dienen, te herbergen. Wat begon als een door de media als ‘spontaan’ aangeduide uiting van solidariteit, groeide in snel tempo uit tot een sociologisch tableau vivant dat als geen ander de huidige krachten en maatschappelijke veranderingen in het veld van migratie en burgerschap verbeeldde. Wanneer de beelden van families in tentjes in het hartje van de Brusselse kantoorwijk de buurtbewoners en, verder dan dat, de modale burger bereikten, veranderde de ver-van-mijn-bedshow van gedwongen volksverhuizingen in de prangende nabijheid van de vraag naar erkenning die op alle gelaten van de ‘Maximilianen’ viel te lezen.
In deze bijdrage belichten wij het sociologische belang van burgerschap als maatschappelijke breuklijn aan de hand van de case van het Maximiliaanpark. Om dit enigszins te kaderen, is het noodzakelijk om te verduidelijken waarom burgerschap überhaupt als breuklijn gezien kan worden.
In een wereld waarin ongelijkheid hardnekkig standhoudt en miljoenen mensen op de vlucht slaan voor geweld en economische kaalslag, wordt burgerschap voor velen een privilege. Natuurlijk is exclusie de conditio sine quo non waardoor gemeenschappen burgerschap van inhoud kunnen voorzien. Of anders gezegd: burgerschap steunt onvoorwaardelijk op uitsluiting als ontologische voorwaarde. Maar de criteria, flexibiliteit en reikwijdte van de symbolische en legale grenzen van burgerschap maken het voorwerp toteen bewust gevoerde politiek. Geconfronteerd met de recente bevolkingsmigratie van mensen uit Syrië, Irak, Afghanistan en andere conflictgebieden opteren vele Europese regeringen er vandaag immers voor om deze grenzen te verharden en te versterken.
Het is in deze context dat we beslissingen dicht bij huis (zoals het opleggen van artificiële quota voor het aantal asielaanvragen in de naam van de luchtkwaliteit in de Belgische kantoren van de Dienst Vreemdelingenzaken) en iets verder van huis (zoals het bouwen van anti-migrantenmuren in Hongarije en de geplande vervanging van Frontex door een Europese grenswacht) moeten interpreteren.
Bestaande sociologische theorieën over burgerschap die legale status als een gegeven en integratie als een kwestie van het vergaren van voldoende socio-cultureel kapitaal beschouwen, zijn ontoereikend om de nieuwe dynamieken te vatten die ontstaan wanneer niet-burgers zich als burgers beginnen te gedragen. E.F. Isin roept in dit verband op om een nieuw academisch vocabulaire te ontwikkelen dat focust op de sites, subjecten en daden van een zich ontluikend ‘activistisch burgerschap’. Het Maximiliaanpark in Brussel kan beschouwd worden als exact zo een site, met een opzet en structuur die doet denken aan wat K. Rygiel reeds beschreef in haar analyse van de ‘jungle’ in Calais aan de hand van het concept van het kamp, met dat verschil dat laatstgenoemde een plaats van doortocht is terwijl de eerstgenoemde plaats letterlijk werd opgezet aan de drempel van legale erkenning. Zulke sites van burgerschap zijn sociale constructies die gedragen worden door de collectieve handelingen van zowel erkende als niet-erkende burgers.
Het veldwerk dat hier door een van de auteurs verricht werd in het kader van het ruimere DieGem-project naar innovatieve praktijken van solidariteit in diversiteit stond ons toe om deze collectieve handelingen van nabij te documenteren. We volgden voornamelijk het initiatief van CollectActif op, een organisatie die strijdt tegen voedselverspilling, opgericht door zes mensen zonder wettig verblijf. Zij waren als een van de eerste actoren aanwezig in het kamp en verzorgden aanvankelijk met een mobiele keuken, vervolgens met een constructie bestaande uit paletten en tentzeilen en uiteindelijk zelfs met een vaste keuken de voedselbedeling in het kamp.
De solidariteit vanuit deze specifieke groep en de vrijwilligers die ze engageerde, zette in op het deconstrueren van burgerschapsbreuklijnen. Op de keuken van CollectActif stond, eerst op een spandoek en later met graffiti op hout, in grote letters aangegeven: ‘Les sans papiers accueillent les réfugiés’. ofwel: ‘Mensen zonder papieren onthalen vluchtelingen’. De keuken werd een van de centrale punten in het kamp en de werking van CollectActif werd even essentieel bevonden als die van stadsdiensten als Samu Social, die instond voor het sanitair en de verdeling van hygiënische producten, en NGO’s als Dokters van de Wereld die de medische begeleiding op zich nam.
Typerend voor deze de facto-gelijkheid was de houding van vrijwilligers. In en rond de keuken was er op elk moment van de dag een wisselende en erg diverse groep van 20 à 40 vrijwilligers aan de slag die naar schatting 1300 maaltijden per dag verzorgden. Tijdens de piekmomenten moest er hard en goed doorgewerkt worden, men zocht naar een gemeenschappelijke taal of andere vormen van communicatie en was amper op de hoogte van elkaars achtergrond. Zo waren enkele vrijwilligers stomverbaasd toen ze na hun dagtaak vernamen dat een van de leden van CollectActif – de man die onder andere de contacten organiseerde met leveranciers van voedselwaren – niet over een verblijfsvergunning beschikt. Zij waren in de veronderstelling dat hij de directeur was van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Brussel Stad. Zowel binnen als buiten de keuken werd geen verschil gemaakt tussen vluchtelingen, sans-papiers en burgers. Iedereen kon als vrijwilliger aan de slag, en iedereen die aanschoof in de rij kreeg een maaltijd voorgeschoteld.
Deze positie van evenwaardigheid ging echter niet gelijk op voor alle actoren in het park. Naast CollectActif was immers ook het Collectif Mobilisation 2009, een groep mensen zonder papieren actief, die in 2009 geen verblijfvergunning op basis van een arbeidscontract verkreeg omwille van malafide praktijken van werkgevers, gecombineerd met nalatigheid bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Leden van dit collectief overnachtten in het kamp, werkten mee als vrijwilliger en trachtten tegelijk een bredere discussie op gang te brengen over het Belgisch migratiebeleid. Ze trachtten bruggen te slaan tussen niet-burgers onderling via bewustmakingsacties en manifestaties onder de vluchtelingen. De slogans die we hier terug vinden zijn ‘Sans papiers, réfugiés, même combat’, ofwel ‘Vluchtelingen en mensen zonder papieren, zelfde strijd’. Hun activisme kon echter op weinig begrip rekenen in een context waarin de politiek van ´verdienste´ gelimiteerd wordt tot slachtoffers van conflictsituaties.
Typerend hiervoor waren conflicten betreffende toegang tot middelen, zoals wanneer één van de mensen zonder papieren ongelijk behandeld werd tijdens het verdelen van slaapzakken ‘omdat hij geen vluchteling is’ en conflicten over wie het recht had te spreken in de media. Ook door beleidsmakers werd het activisme in het Maximiliaanpark afgedaan als “puur misbruik van de vluchtelingen voor politieke doeleinden”. Het delegitimeren van de eisen van activisten zonder papieren werd verder kracht bijgezet door Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken, die zich op sociale media retorisch de vraag stelde of “de waarheid misschien (is) dat er in het Maximiliaanpark ondertussen ook heel wat mensen slapen die helemaal geen asiel willen aanvragen?”.
In deze context mag het niet verbazen dat de momenten van ´gelijkheid´, gesteund op uitingen van activistisch burgerschap, in schril contrast stonden met momenten waarop de breuklijn tussen burger en niet-burger op scherp werd gesteld. Het is dan ook in de confrontatie met hun beider uitsluiting van het collectieve besluitvormingsproces in het Park dat de collectieven van mensen zonder papieren pas echt aan het zelfde zeel begonnen te trekken.
Eind september 2015 verklaarde het Burgerplatform, samengesteld door geëngageerde burgers en verenigingen actief in het kamp, dat het zich zou terugtrekken uit het Maximiliaanpark omdat ze “weigeren het alibi van de regering te zijn". Deze beslissing werd onmiddellijk gevolgd door een terugtrekking van de stadsdiensten. Het proces om tot deze beslissing te komen werd echter al snel openlijk gecontesteerd door de collectieven. Slechts een week voor de uiteindelijke ontruiming van het park vroegen we nog aan een van de oprichters van de volkskeuken wat hun plannen waren voor de komende maanden. “De keuken blijft open voor vluchtelingen die aanschuiven om hun aanvraag in te dienen, wat er ook gebeurt”, klonk het toen.
De sans-papiers werden niet expliciet geconsulteerd over de beslissing om het Park te verlaten. Met als gevolg dat een 120-tal sans-papiers na de terugtrekking overnachtten op straat, aangezien hen de toegang tot de tijdelijke vluchtelingenopvang werd ontzegd. Nadat de activisten zonder papieren hun tenten hadden opgezet buiten de nieuwe locatie van het Burgerplatform, een overdekte hal in de buurt van het Maximiliaanpark, werd de politie opgeroepen om een einde aan de actie te maken. Op zulke wijze werd burgerschap als breuklijn gereproduceerd in de praktijk door de daden van hun - initieel solidaire - medeburgers. Momenten van gelijkheid zijn daarom zeker veelbelovend, maar evenzeer hoogst instabiel.
Desalniettemin overtuigde deze ervaring van ongelijke behandeling CollectActif nog meer van het belang van hun brede inzet ten aanzien van iedereen in een precaire situatie. De volkskeuken staat nu gekend als ‘Cuisine du monde pour tout le monde’ of ‘Wereldkeuken voor iedereen’. De gekende slogan ‘Refugees Welcome’ werd aangepast in ‘Réfugiés, sans papiers, sans abris, welcome’.
De discursieve miskenning van ‘de Maximilianen’ als activistische burgers ging gepaard gaan met navenante daden, toen politieagenten de vrijwilligers zonder papieren in de gaten hielden terwijl bulldozers hun make-shift veldkeuken met de grond gelijk maakten. Tegelijkertijd stond deze repressie de geëngageerde burgers noch de sans-papiers in de weg om nieuwe (tijdelijke) ‘sites’ voor burgerschap op te zetten.. Hoewel burgerschap als breuklijn door overheidsinstanties in stand wordt gehouden als middel om populaties te controleren, moeten wij als sociologen blijvend aandacht besteden aan de performatieve capaciteit en innovatieve vindingrijkheid van precaire subjecten om burgerschapsbreuklijnen uit te dagen en te overbruggen.
PERSONALIA
Thomas Swerts is een post-doctoraal onderzoeker bij OASeS (Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad) aan de Universiteit Antwerpen.
Anika Depraetere is onderzoeker bij OASeS (Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad, UAntwerpen) en LES (Labo voor Educatie en Samenleving, KULeuven)..
REFERENTIES
Literatuur
Isin, E.F. (2009) 'Citizenship in Flux: The Figure of the Activist Citizen' Subjectivity 29: 367–388.
Rygiel, K. (2011). “Bordering Solidarities: Migrant Activism and the Politics of Movement and Camps at Calais,” Citizenship Studies 15, 1: 1-19.